Verwondering in het onderwijs: Hoe?

Hoe doe je dat als leraar: wonder-full education? Eerst en vooral dient opgemerkt te worden dat er geen recept of algoritme bestaat dat je als leraar maar dient te volgen om verwondering in je les te brengen. Verwondering kan je niet opleggen. Je kan het hoogstens bevorderen. Het is ook geen leeruitkomst en dat verklaart misschien waarom het nog (te) weinig aandacht krijgt. Nochtans is verwondering nastreven belangrijk voor goed onderwijs.  Er komt dan ook steeds meer aandacht voor verwondering in het onderwijs (Conijn, van Gulick, Rietdijk, Andre, & Schinkel, 2021). 

In de literatuur vindt men ook een aantal tentatieve methodische aanbevelingen. Tentatief omdat er nog maar weinig experimentele ondersteuning voor bestaat. Conijn et al. (2021) kwamen op basis van literatuur tot acht onderwijsstrategieën die leerkrachten kunnen toepassen om verwondering te bevorderen:

1. door hun persoonlijke verwondering en fascinatie te tonen en te delen met hun leerlingen.

Op deze manier wordt de leerkracht een rolmodel voor verwondering. Door zich te verwonderen – bijvoorbeeld over het lesthema of een eigen ingebracht onderwerp – ontstaan er mogelijkheden om de leerlingen te inspireren. Een leerkracht die zijn of haar eigen verwondering laat zien, toont daarmee een manier om je tot de wereld te verhouden, een manier die waardevol is (en niet iets waar je bv. overheen moet groeien omdat het kinderlijk zou zijn). Verwondering beleven is niet alleen fijne ervaring: het levert ook iets op, nl. een verrijkt perspectief en een dieper begrip van iets.
Persoonlijk verwondering tonen is niet altijd zo eenvoudig. Immers het impliceert dat je het einde van je kennis toont. Inderdaad, de leraar wiskunde weet bv. ook niet of er priemwoestijnen zijn en hoe je die kan vinden. Ook voor studenten vraagt dit een omslag: immers zij verwachten vaak dat hun leraar alles weet. (Wolbert & Schinkel, 2021, p. 447). De klas dient dus een omgeving te zijn of te worden waar twijfel en kwetsbaarheid mag bestaan.

2. door sensitief te worden voor verwondering bij leerlingen.

De leraar neemt voldoende tijd om in te gaan op interesses en inzichten van leerlingen en deze te gebruiken om verder aandacht te vestigen op opmerkelijke aspecten aan hetgeen voorligt. Een leraar als volwassen persoon die meeleeft met, is een belangrijk element om de verwondering te behouden, te waarderen en ook over te brengen naar de andere leerlingen. Immers anders kan het wel eens gebeuren dat andere leerlingen de verwondering van een medeleerling weglachen terwijl dit juist zo waardevol is.
Zowel het eerste kenmerk als het tweede spoort met het begrip ‘pedagogische tact’ van Van Manen (2015): de school is een ruimte waar je respectvol met de andere persoon omgaat. Er zijn niet zomaar recepten te geven om met ‘pedagogische tact’ te handelen in een klas. Leerkracht (en leerlingen) dienen hiervoor voortdurend de situatie in te schatten en hierop gepast te reageren.

3. door ruimte te geven voor exploratie.

Tijd en ruimte geven voor het stellen van vragen, exploratie, experimenteren, theorievorming en hypothesetoetsing. Cruciaal is leerlingen voldoende tijd te geven om nieuwe concepten of situaties te onderzoeken. Aan de hand van de lesstof kan de leerkracht de hypotheses van leerlingen uitdagen, vervolgens ze laten aanpassen op grond van verdere exploratie en onderzoek. 

4. door het vertrouwde onvertrouwd te maken.

Een leerkracht kan dit bijvoorbeeld doen door uit te weiden over het buitengewone van (alledaagse) verschijnselen in het licht van het nieuwe inzicht of door indringende vragen te stellen aan leerlingen bv. hoe verandert de irrationaliteit van π onze kijk op het meten van de omtrek van een cirkel, hoe kijk je nu naar wiskunde nu je beseft dat bv. Goldbachs vermoeden uit 1752 nog steeds niet bewezen is… enz.
Het leren zien van iets alledaags als mooi of vreemd kan als een specifieke techniek gezien worden zowel in de didactiek als in de kijk die leerlingen kan worden aangeleerd. Het beheersen van een dergelijke techniek zou ertoe leiden dat leerlingen de wereld om hen heen gaan waarderen, in plaats van deze als vanzelfsprekend te beschouwen (Conijn, van Gulick, Rietdijk, Andre, & Schinkel, 2021) .

5. door betekenisgeving te bevorderen.

Laat leerlingen verbindingen leggen tussen wat ze geleerd hebben en onderwerpen uit de actualiteit, uit andere contexten, uit hun interesses… etc.

6. door verbeelding te stimuleren.

Is er een visuele voorstelling verbonden met het fenomeen? Vertel een verhaal of laat de leerlingen een story maken in verband met het onderwerp. Typisch kan hier een verhaal over de historische figuur die te maken heeft met het onderwerp of die het onderwerp ontdekt heeft. Men kan leerlingen zelfs een klein kunstwerk of poster laten maken die hun fascinatie met het onderwerp tot uitdrukking kan brengen.

7. door contemplatie aan te moedigen.

Men kan samen tijd nemen aandachtig te zijn voor wat zich aandient. Het gaat hier niet om het oplettend waarnemen zoals misschien traditioneel wel voorkomt in het onderwijs maar om tijd en rust te nemen om het samen aandachtig te zijn op een contemplatieve manier.  Verwonderend onderwijs laat plaats voor het contemplatieve, verlaat het (schijn)idee dat een mens alles kan (te) weten (komen) (Van Perlo & Wolbert, 2020). Volgens Wolbert & Schinkel (2021), kunnen we contemplatieve verwondering (wonder at) onderscheiden van inquisitive verwondering (wonder about). Hoewel inquisitive verwondering ‘natuurlijk geallieerde’ van het onderwijs lijkt te zijn, kan contemplatieve verwondering hier ook een belangrijke rol spelen. Het onderscheid tussen inquisitive en contemplatieve verwondering leert ons in te zien dat verwondering niet enkel belangrijk is als motivatie om te leren, maar ook omdat verwondering ons leert het verschil begrijpen tussen ‘wat je niet weet, wat je alleen maar denkt te weten en wat jij (als mens) niet kunt weten of begrijpen’. Juist daarom kan verwondering onze interesse in de wereld staande houden. Verwondering stimuleert onze verbeelding en helpt ons alternatieve mogelijkheden te zien (Wolbert & Schinkel, 2021). Wanneer je via contemplatie verwonderd bent over de wereld, kom je tot het besef dat je niet alles kan weten of begrijpen. Dit kan, nog volgens Wolbert & Schinkel (2021), twee intellectuele deugden stimuleren:

  1. charity, het vermogen om nieuwe teksten en ideeën te benaderen vanuit de veronderstelling dat er iets waars en waardevols te vinden is, en 
  2. humility, het besef van niet-weten, van niet echt begrijpen waarom de wereld is zoals het is. 
8. door een verrijkte omgeving te creëren.

Dit kan gaan over de inrichting van de klas of de school. Kunst (bv. Escher, flatland…), wandkaarten, artefacten uit het vak (bv. platonische lichamen, ruimtefiguren…) maar ook toegang tot ICT-materiaal (simulaties, dynamische software, filmpjes… e.d. kunnen de contemplatie en verwondering ondersteunen.

Scroll naar boven